PermaSilan

Geschikte ondergronden

De ondergrond moet vast, draagkrachtig, schoon, droog en vrij zijn van stoffen die de hechting verminderen.

Voor de voorbehandeling van de ondergrond raadpleeg het technisch informatieblad nr. 650 "Ondergronden en voorbehandelingen".

Voorbereiding van de ondergrond

De onderstaande voorbereidende werkzaamheden zijn een voorbeeld en kunnen per object en ondergrond verschillen. Bij twijfel een proef op het object maken of advies aanvragen bij DAW Nederland.

Beschermende maatregelen
Vensterbanken en andere bouwdelen zoals glas, keramiek, metselwerk, natuursteen, geschilderde en geëloxeerde ondergronden zorgvuldig afdekken. Verfspatten direct met water verwijderen.

Reinigen van vervuilde ondergronden met of zonder goed hechtende verflagen:
Vervuilde oppervlakken reinigen en slecht hechtende verflagen verwijderen met een geschikte methode. Neem wettelijke en/of plaatselijke voorschriften in acht. Voldoende droogtijd aanhouden bij reinigen met water.

Mogelijke methode (per object vaststellen):
- droog reinigen: vegen, borstelen
- stralen met water onder druk: max. temperatuur 60° C, max. druk 60 bar.
- nat (zand)stralen: alleen mogelijk voor pleisterwerk met een drukvastheid van min. 2,5 N/mm²
- mechanisch reinigen: afbijten, schuren, schrapen etc.

Droogtijd nieuw pleisterwerk op basis van kalk (PI), kalkcement (PII) en cement (PIII) volgens DIN 18550 met een drukvastheid van min. 2,5 N/mm²:
De pleisterlaag moet voldoende zijn uitgehard. De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden en laagdikte.
Bij donkere kleuren extra maatregelen nemen zoals langere droogtijd, een grondlaag CapaGrund toepassen, werk afschermen tegen weersinvloeden etc.

• gemiddelde wachttijd bij 20 °C en 65 % relatieve luchtvochtigheid: min. 1 dag per mm laagdikte, altijd min. 7 dagen droogtijd aanhouden.

Droogtijd nieuw pleisterwerk op basis van dispersie, siliconenhars en silicaat:
De pleisterlaag moet voldoende doorgedroogd zijn, minimaal 2 tot 3 dagen wachttijd aanhouden.
Nieuw silicaatpleisterwerk met Sylitol^® producten behandelen. Indien nodig advies vragen.

Pleisterwerk / beton met sinterhuid en plaatselijke reparaties:
Ondergrond reinigen. Slecht hechtende lagen verwijderen.
Ondergrond fluateren volgens voorschrift. Plaatselijke reparaties moeten voldoende afgebonden en droog zijn.

Oud mineraal pleisterwerk en beton:
Ondergrond reinigen. Slecht hechtende lagen verwijderen.
Matig zuigend en glad oppervlakken: voorstrijken met CapaGrund.
Grof poreuze, zuigende en licht zandende oppervlakken: voorstrijken met OptiSilan TiefGrund.
Sterk zandende en poederende oppervlakken: voorstrijken met Dupa Fix Grund.

Beton (volgens DIN EN 1504-3):
Behandelen met een Disbon-product volgens voorschrift. Vraag advies bij DAW Nederland.

Oppervlakken met mos- en algenaangroei:
Oppervlak grondig reinigen en behandelen met een toegelaten mos- algendodend preparaat. Door bouwkundige gebreken of extra vochtbelasting is het risico van mos- en algenaangroei groter. Laat in voorkomende gevallen u adviseren door de accountmanager van DAW Nederland.

Oud pleisterwerk op basis van dispersie:
Ondergrond reinigen. Slecht hechtende lagen verwijderen.
Vrijwel niet zuigend, vast, droog en goed hechtend: zie opbouw verfsysteem.
Matig zuigende oppervlakken: voorstrijken met CapaGrund, evt. tot max. 3 % met water verdund.
Sterk zuigende en zandende oppervlakken: voorstrijken met Dupa Fix Grund.

Oude, goed hechtende en matte verflagen op basis van kunsthars, siliconenhars, silicaat en plasto-elastische verflagen (Cap-Elast):
Ondergrond reinigen. Slecht hechtende verflagen verwijderen.
Een voorstrijklaag met Dupa Fix Grund is aan te bevelen.

Oude verflagen, niet draagkrachtig:
Ondergrond reinigen. Slecht hechtende verflagen verwijderen.
Vrijwel niet zuigend, vast, droog en goed hechtend: zie opbouw verfsysteem.
Matig zuigende oppervlakken: voorstrijken met CapaGrund, evt. tot max. 3 % met water verdund.
Sterk zuigende oppervlakken: voorstrijken met OptiSilan TiefGrund, onverdund.
Poederende en zandende oppervlakken: voorstrijken met Dupa Fix Grund.

Geschilderd cellenbeton:
Intacte oppervlakken reinigen. Verweerde verflagen na reinigen voorstrijken met CapaGrund. Bij niet-intacte oppervlakken de accountmanager van Caparol om advies vragen

Oppervlakken met zoutuitbloeiïngen en optrekkend vocht:
In voorkomende gevallen u laten adviseren door de accountmanager van DAW Nederland.

Glanzende en waterwerende (hydrofoob) oppervlakken:
Mechanisch opruwen en voorstrijken met CapaGrund. Blijft na het opruwen het oppervlak waterafstotend dan voorstrijken met Dupa-HaftGrund.

Pleisterwerk en beton met scheuren:
De oorzaak van scheurvorming wegnemen en vervolgens de scheuren afdichten met een geschikt materiaal. Afhankelijk van de scheurvorming de ondergrond afwerken met FibroSil, PermaSilan of Cap-elast. Bij twijfel de accountmanager van Caparol om advies vragen.

Horizontale oppervlakken:
Constructief beschermen.

Materiaalbereiding

Materiaal voor gebruik goed doorroeren.

Verwerkingsmethode

Aanbrengen met kwast, roller of airless-spuitapparatuur.

Airless zuiger- of membraanpomp:
Nozzle: 519, 521, 523 afhankelijk van de ondergrond
Pistoolfilter: 50-60 MA
Druk: 230 - 240 bar
Materiaal met 5 % water verdunnen.

Opbouw van het systeem

Om aanzetten te vermijden nat in nat werken. Om de scheuroverbruggende eigenschappen van PermaSilan zeker te stellen altijd minimaal twee verflagen aanbrengen.

Ondergrond met haarscheurtjes
Grondlaag: zie voorbereiding ondergrond.
Een tussen- en afwerklaag aanbrengen met PermaSilan, onverdund.

Ondergrond met doorgaande scheuren
Een grondlaag aanbrengen met FibroSil.
Een tussen- en afwerklaag aanbrengen met PermaSilan, onverdund.

Verbruik

Minimaal 200 ml/m² per laag op een gladde, gelijkmatig zuigende ondergrond.
Op ruwe oppervlakken naar verhouding meer. Nauwkeurig verbruik vaststellen door een proef op het object.

Voor een optimale bescherming zijn twee verflagen noodzakelijk met een totaal verbruik van minimaal 400 ml/m² met een drogelaagdikte van minimaal 200 ­µm.

Elke verflaag extra verhoogt het verbruik met min. 200 ml/m² en de laagdikte met 100 µm. Op ruwe ondergronden is het verbruik hoger.

Verwerkingsomstandigheden

Tijdens verwerking en droogfase moet de temperatuur tussen 5 °C en 30 °C voor omgeving en ondergrond liggen. Niet in directe zon, bij sterke wind, mist of bij een hoge luchtvochtigheid verwerken.

Bij slechte weersomstandigheden de noodzakelijke beschermende maatregelen treffen.

Droogtijd

Bij 20 °C en 65 % relatieve luchtvochtigheid na 12 uur oppervlakkig droog en over te schilderen. Volledig droog en te belasten na 3 dagen.
Lagere temperaturen en hogere luchtvochtigheid verlengen de droogtijd.

Reinigen gereedschap

Gereedschap direct na gebruik met water reinigen. Rekening houden met wettelijke- en/of plaatselijke regelgeving.

Opmerkingen

Bouwtechnische scheuren kunnen onderhevig zijn aan constante en wisselende bewegingen. Een permanente en onzichtbare scheuroverbrugging kan niet worden gegarandeerd met verfproducten.

Er is een verhoogd risico op schimmel- en algenaangroei op geveloppervlakken die veel door vocht worden belast. Een permanente preventie van schimmel- en algengroei kan niet worden gegarandeerd.

Voor een lichtreflectie (HBW) lager dan 20 moet de sierpleister in gevelisolatiesystemen na droging worden gecoat met ten minste twee lagen CoolProtect (TSR-waarde ≥ 25). Er moeten speciale maatregelen worden genomen op massieve muren met HBW < 30, bijv. door een extra versterkende wapeningslaag aan te brengen over het hele oppervlak. Op intacte verflagen van cellenbeton moet de HBW hoger zijn dan 30. 
Bij donkere kleuren kan door mechanische belasting (krassen) lichte strepen, zgn. "schrijfeffect" ontstaan. Dit komt voor bij alle matte muurverven en gaat door vocht, bijv. regen, weer weg.

Bij zeer dichte, koude oppervlakken of bij een trage droging van de verflaag door weersomstandigheden kunnen bij vochtbelasting (regen, mist, dauw) bepaalde hulpstoffen uit de verf aan het oppervlak een geel-transparant, licht glanzende en kleverige streepvorming geven. Deze afzetting van de hulpstoffen is in water oplosbaar en zal na enkele regenbuien vanzelf weer verdwijnen. De kwaliteit van de verflaag wordt hierdoor niet nadelig beïnvloed. Moet de verflaag met deze streepvorming geschilderd worden, dan deze geheel verwijderen met water en een spons. Een extra grondlaag met CapaGrund Universal is dan noodzakelijk. Onder normale (droog)omstandigheden zal deze streepvorming niet voorkomen.

Reparaties kunnen zichtbaar blijven.

Veiligheidsvoorschriften (stand conform laatste uitgave)

Uitsluitend bedoeld voor professioneel gebruik.

Bevat: 1,2-Benzisothiazol-3(2H)-on, Octhilinon (ISO), 2-Methyl-2H-isothiazol-3-on, gemengd product uit 5-Chloor-2-methyl-2H-isothiazol-3-on en 2-Methyl-2H-isothiazol-3-on (3:1).

Dit product is een behandeld voorwerp volgens EU regelgeving 528/2012, deze verf bevat film- en busconservering met fungicide eigenschappen: Terbutryn (CAS-Nr. 886-50-0), Octhilinon (ISO) (CAS-Nr. 26530-20-1).
Kan een allergische reactie veroorzaken.

Voor actuele informatie raadpleeg het meest recente VeiligheidsInformatieBlad.

Afval

Inhoud / verpakking afvoeren volgens lokale regelgeving.

EU-grenswaarde VOS

De grenswaarde voor dit product (cat. A/c) is max. 40 g/l (2010). Dit product bevat max. 10 g/l VOS.

Inhoudstoffen

Polyacrylaathars, hybridebindmiddel (organo-silicaat / acrylaat), polysiloxaan, silicaat, titaanwit, minerale pigmenten en vulstoffen, water, additieven, bus- en filmconserveermiddel.

Technisch advies

Alle in de praktijk voorkomende ondergronden en de behandeling daarvan kunnen niet in dit technisch informatieblad worden opgenomen. Moeten ondergronden behandeld worden die niet in deze TI worden vermeld, vraag dan een objectgericht advies aan. Wij adviseren u graag.

Servicecentrum

DAW NEDERLAND B.V.

Tel.: (+31) (0)33 247 50 00
Fax: (+31) (0)33 247 50 12
e-mail: info@dawnederland.nl

Kijk ook op www.dawnederland.nl